Dit jaar viert TTC Asterix haar 50 jarige jubileum en verscheen er een mooi artikel in De Limburger dat we graag delen.

 

Jubilerende tafeltennisclub omarmde sporters met een beperking al vroeg

Hans Huijs richtte in 1973 TTC Asterix op en is nog altijd betrokken bij de tafeltennisvereniging. De Blerickse club viert dit jaar het vijftigjarig bestaan en maakte zich al die tijd hard voor sporters met een beperking. “Die blijdschap op de gezichten, dat is geweldig.”

Hans Huijs viert dit jaar met zijn tafeltennisclub het vijftigjarig bestaan

Hans Huijs is in de omgeving van Venlo bekend vanwege functies bij een hele trits verenigingen, maar als het over TTC Asterix gaat, is meteen duidelijk dat de Blerickenaar trots is op wat hij hier heeft neergezet. Dat begint al als de deur van sporthal Muspelheim openzwaait. „Die gaat vanzelf open”, glundert Huijs. „Deze zaal is in 2012 geopend en is specifiek voor de tafeltennisclub aangelegd. Alles is rolstoelvriendelijk en -toegankelijk omdat wij veel parasporters hebben. Ik ben er trots op dat we dit hebben kunnen realiseren.”

Knutselen
Hoe anders was dat toen Huijs vijftig jaar geleden aan de wieg stond van Asterix. Als twintigjarig jochie knutselde hij bij een vriend thuis een pingpongtafel inelkaar. Toen gemeenschapshuis Ons Huis bij de heropening in 1973 twee tafeltennistafels geschonken kreeg, besloot Huijs om een vereniging op te richten. En het ging hard: binnen een half jaar had Asterix 25 leden. En binnen drie jaar meldden ook de eerste twee parasporters zich, wat leidde tot een afdeling die in de jaren daarna het smoel van de club zou bepalen. „Ze voelden zich direct bij ons thuis.”

 

“Het leek een automatisme dat we ons ontfermden over de gehandicaptensporters.”
Hans Huijs, oprichter TTC Asterix

 

Asterix groeide naar 110 leden op het hoogtepunt, van wie zo’n 25 parasporters. De club onderscheidde zich door valide sporters en parasporters samen te laten spelen. Al werd die integratiegedachte in de beginjaren nog niet door iedereen omarmd. Huijs: „Ik kan me herinneren dat ik een keer grote ruzie heb gehad met ouders van een kind dat op de foto stond met een gehandicapte sporter. Ze vonden het belachelijk dat we hen samen lieten spelen en vonden hun kind daar te goed voor. En toen we tien jaar bestonden, heeft een grote groep zich afgescheiden en een nieuwe club opgericht. Ook zij wilden liever zonder parasporters spelen. Ik heb er weken mee gezeten. Het leek een automatisme dat we ons ontfermden over de gehandicaptensporters.”

Integratie
Het bracht Huijs niet op andere gedachten en hij en de vereniging kregen erkenning. In 1998 kreeg Asterix de Fair Play Award van de gemeente en ook de tafeltennisbond prees Asterix voor het integratiebeleid. „Als je die blijdschap ziet op de gezichten van die jongens en meiden, dat is geweldig. Ik weet niet of ik het vijftig jaar had volgehouden bij een normale vereniging.”

 

Omdat ik altijd veel vrijwilligerswerk heb gedaan vroeg mijn vrouw wel eens: ‘Welke vereniging zijn wij eigenlijk?’

 

Toch weet ook Huijs dat er een keer een einde komt aan zijn bewind bij de club. „Ik weet niet hoe lang ik het nog doe. Er is weinig echte jeugd, maar ik heb dat losgelaten. Ik ben nu zeventig dus ik hoop dat een jonger iemand dat een keer kan oppakken. Ik heb nu drie kleinkinderen. Ik ben wekelijks oppasopa op twee plekken. Omdat ik altijd veel vrijwilligerswerk heb gedaan vroeg mijn vrouw wel eens: ‘Welke vereniging zijn wij eigenlijk?’. En toen een ander zei: ‘Ben jij die man die op zondag het vlees snijdt?’ antwoordde mijn dochter: ‘Zelfs dan is hij er niet.’ Dat probeer ik nu maar een beetje goed te maken.”

Bron: De Limburger, door Bas Nollé.